Verzetsstrijders

Jacques Knops (26)

Geboren 30 augustus 1918 in Simpelveld. Op 17 maart 1945 overleden in concentratiekamp
Bergen-Belsen.

Jacques Knops was het oudste kind uit het gezin dat woonde aan de Kloosterstraat. Hij kreeg de gelegenheid om door te leren en vervulde administratieve functies voor de mijnen en de gemeente. Hij voetbalde en was secretaris van de Simpelveldse voetbalvereniging
Willem IV.

Toen hij in 1943 verplicht in het Zuid-Duitse Villingen moest werken, wist hij zich daar binnen de kortste keren arbeidsongeschikt te verklaren, waardoor hij terug kon. Hij werd actief voor de Landelijke Organisatie voor Onderduikers, waarvan hij districtsleider werd. In die hoedanigheid leidde hij het district Gulpen, waar ook Vaals, Simpelveld, Bocholtz, Epen, Wijlre en alles daartussen toe behoorden. De groep zorgde voor de onderduikadressen voor verbindingen van pilotenhulplijnen en voor voedselvoorziening. Daarbij werden een treintransport van eieren
geroofd en een boterfabriek overvallen. Jacques ving dikwijls persoonlijk nieuwe onderduikers op en wees de weg naar hun tijdelijk onderkomen.

Als districtsleider bezocht Jacques incidenteel de provinciale vergaderingen. Dat deed hij ook op 21 juni 1944, toen de districtsleiders in Weert vergaderden. Door infiltratie werden de meeste verzetsleiders – onder wie enkele befaamde verzetsmensen – daar opgepakt door de Sicherheitsdienst. Die probeerde met intimiderende verhoren en martelingen de gearresteerden meer te laten vertellen over de organisatie en welke personen daarbij waren betrokken. Dat gebeurde in de speciale verhoorbunker van Kamp Vught. Met name de twee kapelaans uit de organisatie en Jacques Knops moesten het ontgelden. De Sicherheitsdienst wist de verzetsorganisatie verder te infiltreren, wat tot nieuwe arrestaties leidde.

Vanuit Vught werd Jacques Knops begin september 1944 overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen, waar er onder barre omstandigheden hard gewerkt moest worden. Knops belandde later in het kamp Bergen Belsen, waar hij als gevolg van de erbarmelijke toestanden en het gebrek aan alles – voedsel, medicijnen, kleding – op 17 maart 1945 overleed, een maand vóór de bevrijding van het kamp.

Het duurde nog zeker tot in 1951 voordat de familie een bericht over zijn overlijden zou ontvangen. Al die jaren was er nog hoop aan het thuisfront dat Jacques zou kunnen terugkeren, maar dat was ijdele hoop. Hij moet in een anoniem massagraf in Bergen-Belsen beland zijn.